Dutch Vegetables Vocabulary

Download Our Learn Dutch App –here

vegetables	groenten
	sla lettuce
	aardappel potato
	paddestoel mushroom
	knoflook garlic
	komkommer cucumber
	ui onion
	maïs corn
	erwt pea
	boon bean
	selderij celery
	okra okra
	bamboe bamboo
	spruitjes Brussels sprouts
	spinazie spinach
	knolraap turnip cabbage
	broccoli broccoli
	kool cabbage
	artisjok artichoke
	bloemkool cauliflower
	paprika pepper
	chilipeper chili
	courgette courgette
	radijs radish
	wortel carrot
	zoete aardappel sweet potato
	aubergine aubergine
	gember ginger
	lente-ui spring onion
	prei leek
	truffel truffle
	pompoen pumpkin
	lotuswortel lotus root
	lotuswortel lotus root
	asparagus asperge
	gherkin augurk
	olive olijf
	tomato tomaat