Kitchen Vocabulary in Dutch
Kitchen Vocabulary in Dutch

Kitchen Vocabulary in Dutch

Kitchen Vocabulary in Dutch

kitchen – de keuken

Before we start ,let’s test your  Dutch Vocabulary :


Dutch Vocabulary Test | Test Your Dutch For Free . Click Here


Download Our Learn Dutch App –here



 

toaster

de toaster


rubbish bin

de prullenbak


microwave oven

de magnetron


oven

de oven


kitchen scales

de keukenweegschaal


fridge

de koelkast


freezer

het vriesvak


dishwasher

de vaatwasser


detergent

het schoonmaakmiddel


cooker

het fornuis


pot

de pan


cast-iron pot

de gietijzeren pan


wok / kadai

de wok / kadai


pan

de koekenpan


kettle

de ketel


steamer

de stoomkoker


baking tray

de bakplaat


crockery

het servies


mug

de beker


bowl

de kom


chopsticks

de eetstokjes


ladle

de soeplepel


spatula

de spatel


whisk

de garde


strainer

het vergiet


sieve

de zeef


grater

de rasp


mortar

de vijzel


barbecue

de barbecue


open fire

de vuurhaard


chopping board

de snijplank


rolling pin

de deegroller


corkscrew

de kurkentrekker


can

het blik


can opener

de blikopener


pot holder

de pannenlap


sink

de wasbak


brush

de borstel


sponge

de spons


blender

de blender


deep freezer

de vriezer


baby bottle

het babyflesje


tap

de kraan


cloth

het doekje


fork

de vork


knife

het mes


plate

het bord


saucer

de schotel


cook

koken


kitchen

de keuken


firewood

het brandhout


cup

het kopje


teaspoon

de theelepel

 


spoon

de lepel


coffeemaker

het koffiezetapparaat


soup plate

het soepbord


 


Dutch Vocabulary Test | Test Your Dutch For Free . Click Here


Download Our Learn Dutch App –here