Dutch Vocabulary - Body parts - Het Lichaam
Body parts vocabulary in Dutch

Dutch Vocabulary – Body parts – Het Lichaam

Body parts vocabulary in Dutch – Het Lichaam

Before we start ,let’s test your  Dutch vocabulary



Download Our Learn Dutch App –here

 

hoofd 


head 

arm


arm

hand 


hand

been 


leg

knie 


knee

voet 


foot

buik 


belly

navel 


belly button

boezem 


bosom

borst 


chest

elleboog 


elbow

tepel 


nipple

schouder 


shoulder

nek


neck

kont 


bottom

nek


nape

rug 


back

taille 


waist

 



Download Our Learn Dutch App –here

Body parts vocabulary in Dutch

Hand  & Voet 

 

vinger 


finger

duim 


thumb

vingernagel 


fingernail

teen 


toe

hiel 


heel

palm 


palm 

pols 


wrist

vuist 


fist

achillespees 


Achilles tendon

wijsvinger 


index finger

middelvinger 


middle finger

ringvinger 


ring finger

pink 


little finger

 

Body parts vocabulary in Dutch

Botten & Meer   

 

bot


bone

spier 


muscle

pees 

tendon

wervel 


vertebra

bekken 


pelvis

borstbeen


breastbone

rib 


rib

sleutelbeen 


collarbone

skelet 


skeleton

schedel 


skull

schouderblad 


shoulderblade

knieschijf 


kneecap

kraakbeen 


cartilage

kaakbeen 


jawbone

neusbeen 


nasal bone

wervelkolom 


spine

enkel 


ankle

beenmerg  bone marrow

 

Body parts vocabulary in Dutch

Organen   

 

hart 


heart

long 


lung

lever  liver
nier  kidney
ader  vein
slagader  artery
maag  stomach
darm  intestine 
blaas  bladder
hersenen  brain
anus  anus
blindedarm  appendix
milt  spleen
slokdarm  oesophagus
zenuw  nerve
ruggengraat  spinal cord
alvleesklier  pancreas
galblaas gall bladder
dikke darm  colon
dunne darm  small intestine
luchtpijp  windpipe
middenrif  diaphragm
twaalfvingerige  darm  duodenum
   

 

Voortplanting 

 

zaadbal  testicle
penis  penis
prostaat  prostate
eierstok  ovary
eileider  oviduct
baarmoeder  uterus
eicel  ovum
sperma  sperm 
scrotum  scrotum
clitoris  clitoris
vagina  vagina

 


 

Het Lichaam

Het lichaam
Het lichaamsdeel
Het hoofd
De romp
De ledematen

De delen van het lichaam

Hieronder vind je de verschillende lichaamsdelen. Voor meer detail over het hoofd, bekijk de les waar je iemand leert beschrijven.

Het hoofd

 

Nederlands
Het hoofd
De haren
De ogen
De neus
De mond
De keel

Het bovenlichaam in het Nederlands

 

Nederlands
1 De keel
2 De nek
3 De schouder
4 De borst
5 De arm
6 De oksel
7 De elleboog
8 De buik
De rug

Hand in het Nederlands

Nederlands
Het hand
1 De duim
2 De wijsvinger
3 De middelvinger
4 De ringvinger
5 De pink
6 De achterkant van het hand
De palm
7 De nagel
8 De pols
De vuist

Het onderlichaam

Nederlands
1 Het been
2 De knie
3 De enkel
4 De hiel
5 De voet
De teen




Download Our Learn Dutch App –here

Previous1 of 2